Basics
●
De Nederlandse Overheid steekt vanaf heden geen geld meer in de ‘Suppletieregeling’, maar stopt de beschikbare gelden in het Filmproductiefonds.
Dit Filmproductiefonds wordt geleid door het Nederlands Fonds voor de Film.
●
Het Filmproductiefonds heeft als enige activiteit de productie van Nederlandstalige publiekfilms. Elk kalenderjaar worden er 5 films gemaakt.
●
Deze Nederlandstalige publiekfilms worden geproduceerd door de 5 best presterende productiehuizen van speelfilms van het afgelopen kalenderjaar, die elk 1 speelfilm per jaar kunnen maken, voor maximaal €2.500.000.
●
De maximering van het budget dwingt een productiehuis tot effectief en inventief produceren en geeft wat betreft exploitatie de meeste kans op winst (zie: feiten en cijfers om te zien dat vooral de succesfilms met een proportioneel budget het beste presenteren)
●
De producties worden voor 100% gefinancierd door het Filmproductiefonds. Er mag géén andere geldbron aan de productiebegroting worden toegevoegd. De besteding dient voor minimaal 80% plaats te vinden in Nederland.
●
De keuze van de scripts wordt niet langer meer bepaald door adviescommissies van fondsen en omroepen, maar door de marktpartijen (producent / distributeur / exploitant). Op deze manier worden álle partijen die direct met het eindproduct te maken krijgen, al betrokken bij het totale af te leggen traject.
●
Aan elke film moet door een distributeur een verplichte distributiegarantie worden verbonden van € 300.000. Dit bedrag wordt NIET opgeteld bij het productiebudget. Deze distributiegarantie is bedoeld voor de daadwerkelijke uitbreng van de film, en wordt vooraf door de distributeur middels een bankgarantie overlegd (en komt dus in de plaats van de ‘MG’ die zoals te doen gebruikelijk gespendeerd werd aan de productiekosten).
●
Bij elke film is het noodzakelijk dat er vooraf en tijdens de productie sprake is van intensief overleg tussen de drie partijen die uiteindelijk samen bepalen hoe en wanneer de film op het witte doek vertoond zal worden: producent – distributeur – exploitant. De belangen t.a.v. het welslagen van een Nederlandse speelfilm worden zodoende gemeenschappelijk.
●
Van de exploitatieopbrengst gaat een gedeelte naar de producent, een ander gedeelte wordt teruggestort in het filmproductiefonds. Dit geeft de mogelijkheid om van het filmproductiefonds een financieel gezond fonds te maken,
Op termijn zou het Filmproductiefonds deels op eigen benen kunnen staan, waardoor het de mogelijkheid kan blijven bieden om telkens de producties van de 5 best presterende productiehuizen te financieren. Ook kan er gedacht worden aan een kleine schaalvergroting.
●
Het Filmproductiefonds staat per film ook garant voor een budget van € 50.000 dat besteed wordt aan items die noodzakelijk zijn voor de verkoop en presentatie van de films in het buitenland (vertalingen, ondertelingen, kopieën, M&E tracks etc.). – zie de FAQ voor de uitleg waar dit geld vandaan komt.
Doordat het Filmproductiefonds actief betrokken is bij de verkoop van de film, bestaat er ook de mogelijkheid tot het samenbundelen van expertise op het gebied van de verkoop, waardoor e.e.a. op den duur zelfs met gerichte staffels zou kunnen gaan plaatsvinden.
Resumé
Vanuit dit proportionaliteitsbeginsel, waarin expertise en talent langs volstrekt objectieve maatstaven de mogelijkheid krijgen om zich te ontplooien voor het grote publiek, wordt een volwaardige Nederlandse speelfilmindustrie vanaf de grond opgebouwd. De Nederlandse speelfilm krijgt hierdoor een hecht fundament en is niet langer een samenraapsel van toevallige incidenten, en peperdure risicovolle producties die meer kosten dan dat ze ooit zullen opbrengen.